16 mei 2024 – NU’91 is kritisch op het hoofdlijnenakkoord met betrekking tot de zorg. Ook zetten we vraagtekens bij de concrete invullingen die zijn benoemd in de budgettaire bijlage. Die lijken in tegenspraak te zijn met de plannen in het hoofdlijnenakkoord. Femke Merel van Kooten, voorzitter van NU’91: “Op papier staan mooie ambities, maar in de praktijk bevat het hoofdlijnenakkoord vooral verkapte bezuinigingen voor de zorg.”
Femke Merel: “Enerzijds zijn we blij dat de politiek heeft geluisterd naar onze aanbevelingen, zoals benoemd in ons pamflet ‘Geef de zorg weer kleur’. Denk hierbij aan de aanpak van agressie en geweld tegen zorgverleners, meer autonomie, loopbaanperspectief en goede arbeidsvoorwaarden. Echter staat nergens omschreven hoe ze dit willen aanpakken.” Hetzelfde geldt volgens NU’91 voor het aanpakken van de personeelskrapte. In het akkoord staat dat dit grote prioriteit heeft, maar er staat niet welke middelen hiervoor beschikbaar worden gesteld.
Van Kooten: “Datzelfde zien we bij de plannen voor de ouderenzorg. Daarin wordt 600 miljoen geïnvesteerd, waar we natuurlijk ontzettend blij mee zijn. Anderzijds zien we ook dat in de curatieve zorg 590 miljoen moet worden bezuinigd. De investeringen in de ouderenzorg lijken ten koste te gaan van de curatieve zorg. Verschuiven we hiermee niet gewoon de bestaande problemen?”
Door het verlagen van de zorgpremie per 2027 wordt verder voor veel zorgmijders een drempel weggenomen. Hoewel dit positief is, zorgt dat voor een toename van de zorgvraag waarvoor meer zorgpersoneel nodig is. Van Kooten: “De sector kampt nu al met grote personeelskrapte en dit loopt de komende jaren, door onder andere vergrijzing en pensionering van het huidige zorgpersoneel, alleen nog maar verder op. Het nieuwe kabinet moet blijvend investeren in de beroepsgroep om de sector toekomstbestendig te houden. Dit zien we nu niet terug in het hoofdlijnenakkoord. Schuiven met budgetten, zoals in dit akkoord, is in feite een verkapte bezuiniging en geen duurzame oplossing. Zorg voor een gedegen langetermijnbeleid en betrek hierbij degenen om wie het gaat: de beroepsgroep zelf.”